Albert van den Abeele werd geboren op 31 december 1918, op oudejaarsavond, te Oudenaarde. Hij was het zesde kind in een gezin van tien kinderen en groeide op in een omgeving doordrongen van Vlaamsgezind en christelijk idealisme. Na het afronden van de humaniora aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege in zijn geboortestad, zette hij zijn academische loopbaan voort aan de Universiteit van Gent, waar hij Wijsbegeerte en Letteren studeerde.
Eind 1940 kreeg hij een studiebeurs om in Duitsland journalistiek te studeren. Tijdens zijn verblijf in Bitterfeld bereikte hem het nieuws van de Duitse aanval op de Sovjet-Unie. Zonder aarzeling besloot hij zich vrijwillig aan te melden bij het Vlaams Legioen. Aldaar werd hij als SS-Sturmmann ingedeeld als melder bij de 3e Kompanie van het Vlaams Legioen.
Frontdienst aan het Leningradfront en in de Wolchowmoerassen
Zijn inzet aan het front wordt treffend beschreven in een artikel uit het ledenblad Berkenkruis, onder de titel Heldenhulde Bert van den Abeele. Van den Abeele onderscheidde zich door zijn moed, kameraadschap en onverzettelijke plichtsbesef:
“(…) Aan het Leningradfront en in de Wolchowmoerassen was hij – als melder van de 3e Kompanie – voor iedereen een voorbeeld van kameraadschap, moed en plichtsbetrachting. (…)”
Tijdens de opmarsgevechten in de beruchte, kilometerslange “Moljomesje-Schnelse”, een smalle verbindingszone in de ondoordringbare bossen en moerassen van het front, raakten de verbindingen tussen de 2e en 3e Kompanie meermaals verbroken. De onheilstijding verspreidde zich dan fluisterend: “Verbinding verbroken!” Kleine Vlaamse eenheden stonden geïsoleerd, ver van enige steun, midden in de vijandelijke zone en omringd door duizenden Sovjetsoldaten.
Het was dan dat Van den Abeele telkens opnieuw in actie kwam. Alleen, in de meest gevaarlijke omstandigheden, herstelde hij de communicatie. Lenig als een kat, sluw als een vos en steeds met een guitige twinkeling in de ogen – alsof hij zich vrolijk maakte dat hij de vijand weer eens te slim af was – begaf hij zich tussen de linies. Hij bracht niet enkel verbinding, maar ook rust en vertrouwen onder zijn kameraden. Zijn terugkeer werd steevast verwelkomd met stille opluchting, zeker wanneer hij nieuws en oriëntatie kon verschaffen.
Aanval op een Sovjetbunker
Toen de veldslag in de regio ten einde liep, volgde nog een zuiveringsactie. In brede slagorde baanden de Vlaamse troepen zich een weg door de bossen, op zoek naar achtergebleven Rode soldaten. Tijdens deze actie werd de compagnie plots geconfronteerd met hevig mitrailleurvuur. Voor hen, op ongeveer tweehonderd meter afstand tussen de bomen, bevond zich een goed gecamoufleerde Sovjetbunker.
Voordat iemand goed besefte wat er gebeurde, was Bert al vooruit gekropen, recht door het vijandelijk vuur. Zijn kameraden, dekking zoekend, volgden zijn bewegingen gespannen. Hij bleef even liggen, richtte zich, en wierp toen razendsnel een reeks handgranaten door het schietgat van de bunker.
Enkele ogenblikken later gaven drie Sovjetsoldaten zich over, kruipend door het mangat met de handen in de lucht. Van den Abeele leidde hen, kalm en zonder aarzeling, terug naar de compagnie, en sloot zich daarna weer bij zijn kameraden aan. Het voorval werd een voorbeeld van persoonlijke moed en vastberaden optreden.
Vermist in Oekraïne
Na de gevechten bij Krasny Bor werd het Vlaams Legioen omgevormd tot het SS-Freiwilligen-Legion “Flandern”, dat vervolgens werd opgenomen in de nieuw gevormde 6. SS-Freiwilligen-Sturmbrigade “Langemarck”, met standplaats in Milowitz. Vanuit daar werd de eenheid in het voorjaar van 1944 ingezet tijdens zware verdedigingsgevechten in West-Oekraïne, waar het front steeds verder ineen leek te storten onder de druk van het Rode Leger.
Tijdens een van deze gevechten, vermoedelijk eind februari of begin maart 1944, werd SS-Unterscharführer Albert van den Abeele uitgestuurd op een verkenningstocht. Hij keerde niet terug. Ondanks zoekacties en meldingen bleef hij vermist. Tot op vandaag ontbreekt elk spoor van hem.
Albert van den Abeele bereikte tijdens zijn dienst de rang van SS-Unterscharführer. Voor zijn dapper optreden en deelname aan 3 aanvallen werd hem het Infanterie-Sturmabzeichen toegekend. Echter zijn lot bleef onbeslist, zijn lichaam werd nooit teruggevonden.